De Hoge Raad oordeelt dat de informatiebeschikking ten onrechte betrekking heeft op de partnertoedelingskeuze van de eventuele correcties. De heer X kan de overige in de informatiebeschikking gevraagde informatie alsnog binnen zes weken verstrekken.

Belanghebbende, de heer X, doet in 2009 mede namens zijn broer een beroep op de inkeerregeling. Volgens X is hij vanaf 2005 gerechtigd tot de helft van het saldo van een Belgische bankrekening. De rekening staat op naam van zijn broer. Het vermogen zou zijn ontstaan door schenkingen van hun ouders, die tot de rijkste families van Nederland behoren. In geschil is of de inspecteur voor 2009 terecht een informatiebeschikking heeft afgegeven, aangezien onvoldoende informatie is verstrekt over de herkomst van het vermogen. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden bestaat de aanmerkelijke kans dat X ook in (een deel van) 2009 (deels) gerechtigd was tot het buitenlandse vermogen. Het is niet vereist is dat dit als vaststaand moet worden aangemerkt (zie HR 1 november 2013, nr. 12/02792, V-N 2013/55.6). De door de inspecteur gevraagde informatie en gegevens kunnen dus van belang zijn voor de belastingheffing ten aanzien van X voor het onderhavige jaar. De inspecteur had onder meer gevraagd of X bij eventuele correcties in verband met de buitenlandse vermogensbestanddelen wil afwijken van de wettelijke regeling van toedeling van 50% aan beide partners. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de informatiebeschikking ten onrechte betrekking heeft op de partnertoedelingskeuze. De vraag of bij een correctie van de heffingsgrondslag in box 3 moet worden afgeweken van de wettelijke regeling (art. 2.17 lid 3 Wet IB 2001) heeft namelijk betrekking op een in die wet vastgelegde keuzemogelijkheid en niet op gegevens van feitelijke aard. Belanghebbende was dus niet verplicht deze vraag te beantwoorden. In zoverre wordt de informatiebeschikking vernietigd. Het hof heeft voorts ten onrechte geen termijn gesteld waarbinnen X alsnog aan zijn informatieverplichtingen kan voldoen (art. 27e lid 2 AWR). X kan de overige in de informatiebeschikking gevraagde informatie alsnog binnen zes weken verstrekken. Het beroep van X is voor het overige ongegrond.

Lees ook het thema Informatiebeschikking: stand van zaken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Wet inkomstenbelasting 2001 2.17

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27h

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 oktober

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen