Volgens de Hoge Raad moet de bestuursrechter, in geval van vernietiging van een belastingaanslag of boetebeschikking, de inspecteur als regel veroordelen in de proceskosten van het (hoger) beroep.

Aan vof X zijn over de periode 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 naheffingsaanslagen omzetbelasting en een boete opgelegd. Na verwijzing door de Hoge Raad van de zaak naar Hof Den Haag hebben partijen zich op het standpunt gesteld dat indien de inspecteur in het gelijk wordt gesteld, de naheffingsaanslag over het jaar 1999 en de tweede naheffingsaanslag over het jaar 2000 moeten worden verminderd en dat de eerste naheffingsaanslag over het jaar 2000 en de boetebeschikking moeten worden vernietigd. Het verwijzingshof beslist vervolgens dat het hoger beroep van vof X in alle onderdelen ongegrond is. Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de inspecteur. De naheffingsaanslagen en de boetebeschikking worden verminderd onderscheidenlijk vernietigd conform het hiervoor vermelde standpunt. Verder beslist het hof dat vof X geen recht heeft op enige proceskostenvergoeding. Vof X komt in cassatie.

Volgens de Hoge Raad slaagt het middel van vof X dat zich richt zich tegen het oordeel van het hof dat zij geen recht heeft op proceskostenvergoeding. Het hof heeft aan het niet toekennen van een proceskostenvergoeding ten grondslag gelegd dat de Hoge Raad in zijn verwijzingsarrest geen termen aanwezig heeft geacht voor een proceskostenvergoeding en de uitspraak van het Hof Amsterdam zonder voorbehoud heeft vernietigd. Deze motivering miskent dat in dit geval een finaal oordeel van de Hoge Raad over een vergoeding van proceskosten nog niet kon volgen, omdat niet vast stond dat het beroep en/of het hoger beroep leidde tot een definitieve vermindering of vernietiging van de naheffingsaanslagen en/of de boete. De beslissing van het hof is niet naar behoren gemotiveerd. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat aan vof X geen proceskostenvergoeding moet worden toegekend betreffende het beroep en het hoger beroep. Voor afwijking van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht bestaat geen aanleiding. Het beroep in cassatie is gegrond. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:75

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 23 oktober

11

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen