Werknemers van Coöperatie X volgen een éénjarig maatwerkopleidingstraject, met twee deelkwalificaties van de opleiding ‘Bedrijfsadministratief medewerker, mbo niveau 2'. Deze opleiding duurt voltijds drie jaren, met 15 deelkwalificaties. X past de afdrachtvermindering onderwijs toe in haar LB-aangiften. De inspecteur is echter van mening dat pas recht op de afdrachtvermindering bestaat als de volledige beroepspraktijkvorming van de gehele driejarige opleiding ‘Bedrijfsadministratief medewerker, mbo niveau 2' wordt gevolgd. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X recht heeft op toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Volgens de rechtbank is niet vereist dat de volledige beroepspraktijkvorming van de gehele driejarige opleiding ‘Bedrijfsadministratief medewerker, mbo niveau 2' wordt gevolgd. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslagen. De staatssecretaris en X stellen (sprong)cassatie in.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs niet meer is vereist dan dat werknemers ter zake van deelkwalificaties van een beroepsopleiding een beroepspraktijkvorming hebben gevolgd die deel uitmaakt van de BBL. Ten aanzien van het incidentele beroep in cassatie van X merkt de Hoge Raad op dat het vervalt, omdat het X niet in een gunstiger positie brengt.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14