Op 1 juli 2021 hebben 130 landen een akkoord bereikt over een herziening van het internationale belastingsysteem en een wereldwijde minimumbelasting. De negen landen die zich vooralsnog niet aan het akkoord hebben gecommitteerd, te weten Barbados, Estland, Hongarije, Ierland, Kenia, Nigeria, Peru, Saint Vincent en de Grenadines en Sri Lanka, kunnen dat op een later moment alsnog doen.

De eerste pijler van het akkoord regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals, waaronder grote digitale bedrijven. Hierdoor kunnen landen waar een multinational klanten of gebruikers heeft (zogenaamde marktlanden) meer winstbelasting heffen, ook indien de multinational in dat land niet fysiek aanwezig is. Naar verwachting leidt Pijler 1 ertoe dat ieder jaar de heffingsrechten over meer dan $ 100 miljard  aan winst worden toegewezen aan marktlanden.

De tweede pijler van het akkoord bevat afspraken over een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing van ten minste effectief 15% aan winstbelasting. Naar verwachting wordt onder Pijler 2 ieder jaar wereldwijd ongeveer $ 150 miljard additionele belasting geheven van multinationals.

Pijler 1 geldt voor bedrijven met een wereldwijde omzet van meer dan € 20 miljard en een winstmarge (winst gedeeld door omzet) van meer dan 10%. Na zeven jaar wordt bekeken of de omzetdrempel wordt verlaagd naar € 10 miljard, waardoor meer bedrijven onder de reikwijdte zullen vallen. Er komt een uitzondering voor natuurlijke hulpbronnen en gereguleerde financiële diensten. De precieze invulling van deze uitzonderingen volgt en wordt afgerond voor oktober 2021.

Marktlanden die voldoende nexus hebben met een bedrijf (meer dan € 1 miljoen omzet in dat land) krijgen 20% tot 30% van de restwinst toebedeeld. Het gaat hierbij om de winst boven een marge van 10% van de omzet. In de komende maanden wordt het exacte percentage (de te verdelen winst) nog overeengekomen.

De minimumbelastingregels van Pijler 2 zullen in principe gelden voor multinationals met een omzet van ten minste € 750 miljoen. Dit betekent dat landen belasting mogen bijheffen over de buitenlandse activiteiten van deze bedrijven, indien deze winsten niet belast zijn tegen een effectief tarief van ten minste 15%. Overheidslichamen, internationale organisaties, non-profit organisaties, pensioenfondsen en investeringsfondsen vallen buiten de reikwijdte van de maatregelen.

De minimumbelasting wordt vormgegeven via twee hoofdregels, de zogeheten Income Inclusion Rule (IIR) en de Undertaxed Payments Rule (UTPR). Er is een uitzondering opgenomen om de invloed van de maatregelen van Pijler 2 in te perken voor reële economische activiteiten, een substance carve-out.

Het akkoord is een akkoord op hoofdlijnen. Hier wordt niet meer van afgeweken, maar een aanzienlijk aantal belangrijke (technische) aspecten moet nog verder worden uitgewerkt. De ambitie is om beide pijlers per 2023 in werking te laten treden. Staatssecretaris Vijlbrief informeert de Kamer na het zomerreces 2021 over de inschattingen van de budgettaire consequenties van het akkoord voor Nederland.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 7 juli

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen