Belanghebbende, X, geeft in zijn aangifte IB over 2008 alleen een bijstandsuitkering op. In 2008 wordt X aangehouden voor de handel in drugs en wordt in 2009 daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Het wederrechtelijk verkregen voordeel over 2002 t/m 2008 wordt berekend op ruim € 163.000. De inspecteur legt X een navorderingaanslag over 2008 op en een vergrijpboete van € 2.102. Aan drugsinkomen wordt in 2008 €16.716 belast.
Hof 's-Hertogenbosch (MK I, 10 juni 2016, 14/00939, V-N Vandaag 2016/2484) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat X in 2008 heeft gehandeld in drugs en daaruit inkomen heeft genoten. De inspecteur beschikt daartoe over verklaringen van diverse afnemers, gebruikers en familieleden van X. Het hof oordeelt verder dat inkomen uit de handel in drugs belast is als resultaat uit overige werkzaamheden. Het bedrag van het terug te betalen wederrechtelijk verkregen voordeel kan, anders dan X aanvoert, wel grondslag vormen voor de navorderingsaanslag. Het aan de Staat terug te betalen bedrag is aftrekbaar op grond van de Wet IB 2001, maar X heeft in 2008 niets aan de Staat terugbetaald. De inspecteur maakt op grond van de normale bewijslast (de omvang van) het resultaat uit de drugshandel aannemelijk, zodat het hof niet meer hoeft te beoordelen of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd met omkering en verzwaring van de bewijslast. Het voorgaande leidt er tevens toe dat de aan X opgelegde vergrijpboete niet hoeft te worden gematigd. Het hof acht de opgelegde boete ook voor het overige passend en geboden en verklaart het hoger beroep van X ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e