Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd. Vervolgens stelt het hof vast dat X niet aannemelijk maakt dat de bedragen die hij van diverse personen heeft ontvangen niet zien op door hem verrichte werkzaamheden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
De inspecteur legt ambtshalve een IB-aanslag 2010 op aan belanghebbende, X. X levert vervolgens alsnog de gegevens voor zijn IB-aangifte 2010 aan, waarop de inspecteur de aanslag vermindert. Omdat uit een onderzoek bij een derde blijkt dat X is betrokken bij B uit C-land, stelt de inspecteur een boekenonderzoek in. Hieruit blijkt dat X diverse bedragen heeft ontvangen en er contante stortingen op de privérekening van X hebben plaatsgevonden. De inspecteur legt vervolgens een IB-navorderingsaanslag over 2010 op aan X, waarbij hij een bedrag van € 5650 in aanmerking neemt dat X van D heeft ontvangen, een bedrag van € 10.500 van H en een bedrag van € 25.000 van M bv. Verder neemt de inspecteur ook nog een bedrag van € 14.550 aan contante stortingen als inkomsten in aanmerking.
Hof 's-Hertogenbosch (V-N 2019/43.1.3) oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd. Vervolgens stelt het hof vast dat X niet aannemelijk maakt dat het bedrag dat hij van D heeft ontvangen ziet op de verhuur van een pand. Uit de overgelegde gegevens blijkt volgens het hof dat X werkzaamheden heeft verricht voor D. Ook de bedragen die X van H en M bv heeft ontvangen, heeft de inspecteur terecht tot de inkomsten van X gerekend. Het hof verwerpt verder ook hetgeen X naar voren brengt over de contante stortingen. Ook deze bedragen zijn terecht tot het inkomen van X gerekend. De navorderingsaanslag is niet te hoog en blijft in stand.
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90