X woont in Nederland en ontvangt vanuit Duitsland pensioen voor een bedrag van € 12.787. Nederland heeft op basis van het belastingverdrag tussen Duitsland en Nederland het heffingsrecht hierover, door toepassing van de kleinepensioenregeling (art. 17 lid 2 Verdrag NL-D). Op basis van deze regeling worden pensioenuitkeringen van in totaal minder dan € 15.000 toegewezen aan het woonland. X stelt dat de kleinepensioenregeling in strijd is met het discriminatieverbod uit art. 21 EVRM, nu pensioeninkomens van meer dan € 15.000 niet in Nederland zijn belast, maar in Duitsland. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de kleinepensioenregeling niet in strijd is met het discriminatieverbod. X gaat in cassatie en stelt dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat bij de toepassing van de kleinepensioenregeling, die Nederland en Duitsland in het Belastingverdrag hebben getroffen, geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Verder heeft de Nederlandse Belastingdienst, die de aanslag heeft opgelegd, eenvoudigweg de geldende nationale belastingwetgeving, die door het Belastingverdrag in een geval als dat van X niet wordt geraakt, zonder onderscheid toegepast. Dat X door het nieuwe Belastingverdrag in een verslechterde financiële positie is geraakt, is ook niet van belang. Er is geen rechtsregel die het verbiedt dat de rechtspositie van een belastingplichtige door een nieuw verdrag ongunstiger wordt. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 21
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Loonbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 16 mei