De heer X handelt op grote schaal in auto's. Tijdens een boekenonderzoek ontvangt de inspecteur een anonieme klikbrief. X is inmiddels onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld wegens witwassen, maar over de ontneming van € 1.6 miljoen loopt nog een hoger beroep. In geschil zijn diverse IB-(navorderings)aanslagen, alsmede de vergrijpboetes. Volgens Hof 's-Hertogenbosch hoeft de inspecteur de klikbrief niet te overleggen. De inspecteur stelt met succes dat de brief niet de aanleiding was voor het instellen van het boekenonderzoek en dat de brief niet van invloed was op de correcties en de boetes. De Hoge Raad (15 november 2013, nr. 12/00606, V-N 2013/57.5) oordeelt echter dat het hof zonder kennisneming van de inhoud van de brief niet kon beoordelen of de inhoud voor de besluitvorming in de zaak van belang is geweest. Als voldoende gemotiveerd is gesteld dat de brief van enig belang kan zijn (geweest) voor de besluitvorming, dan moet de inspecteur de brief in principe overleggen. Volgt verwijzing. Volgens de geheimhoudingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden (zie V-N 2015/13.6) moet de inspecteur de klikbrief en de envelop integraal als op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen. Aangezien de inspecteur heeft besloten de brief te bewaren en in het dossier van X op te nemen, is deze een op de zaak betrekking hebbend stuk geworden. De inspecteur stuurt de ongeschoonde versie van de brief naar het hof en deze is vervolgens doorgezonden aan X.
Hof Arnhem-Leeuwarden (MK II, 9 augustus 2016, 13/01292 t/m 13/01298, V-N Vandaag 2016/2107) oordeelt dat onmogelijk objectief is vast te stellen of de inhoud van de klikbrief een rol heeft gespeeld bij de gedachtevorming van de controlerende ambtenaren, de inspecteur of de opsporingsambtenaren. De inhoud van de brief blijft daarom buiten beschouwing. Een schrijffout van Hof 's-Hertogenbosch in het voordeel van X kan na cassatie niet meer worden hersteld. De inspecteur heeft de betreffende IB-aanslag namelijk ook al verminderd. Hoewel X niet overtuigend aantoont dat een aantal negatieve kassen zich niet heeft voorgedaan, worden de betreffende correcties toch geschrapt. De inspecteur heeft namelijk onvolledige kasopstellingen gemaakt, waardoor dubbeltellingen niet zijn uitgesloten. Gelet op het samenhangende feitencomplex en de strafrechtelijke veroordeling is een totale boete van € 550.000 passend en geboden. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn wordt de boete gematigd tot € 500.000. X claimt vergeefs een immateriële schadevergoeding. Het is namelijk een zeer ingewikkelde zaak, die extra lang heeft geduurd door de geheimhoudingsprocedure en de buitenlandse detentie van X. Met de ontneming kan pas rekening worden gehouden in het jaar dat deze daadwerkelijk is betaald (zie HR 23 september 2011, nr. 11/00473, V-N 2011/47.10). Het compromisvoorstel van de inspecteur om er wel reeds rekening mee te houden, is namelijk niet door X geaccepteerd. Het beroep van X is deels gegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Algemene wet bestuursrecht 8:29