Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur op grond van art. 6 EVRM onverwijld kenbaar moet maken of de verwijtbare gedragingen zijn te kwalificeren als opzet of als grove schuld. Aangezien dit laatste niet heeft plaatsgevonden, staat het de inspecteur niet meer vrij om dit thans alsnog subsidiair te stellen.

Belanghebbende, X bv, is onderdeel van het N-concern. Vanaf december 1998 staat in de arbeidsovereenkomsten van diverse werknemers dat zij in de gelegenheid zullen worden gesteld om te participeren in X bv. Vanwege een geplande beursgang van het N-concern in 2000 wordt daadwerkelijke participatie echter ongewenst geacht. Op 31 januari 2000 worden de betreffende aandelen geleverd aan de werknemers. Vervolgens leveren de werknemers de aandelen vijf minuten later weer terug. In geschil is de LB-naheffingsaanslag van € 678.397 waarbij op het aldus genoten loon het (gebruteerde) eindheffingstarief wordt toegepast, alsmede de vergrijpboete wegens opzet van € 200.000. Volgens Rechtbank Breda genieten de werknemers uit het samenstel van rechtshandelingen loon uit aandelenoptierechten (art. 10a Wet LB 1964). De boete wordt echter vernietigd. X bv gaat in hoger beroep. De inspecteur stelt in zijn incidentele hoger beroep dat subsidiair sprake is van grove schuld van X bv.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur op grond van art. 6 EVRM onverwijld kenbaar moet maken of de verwijtbare gedragingen zijn te kwalificeren als opzet of als grove schuld. Aangezien dit laatste niet heeft plaatsgevonden, staat het de inspecteur niet meer vrij om dit thans alsnog subsidiair te stellen. De directie van het N-concern had onvoldoende zelfstandige fiscale kennis ten aanzien van de optierechten. Met het oog hierop werd de hulp van een belastingadviseur ingeroepen. Zijn standpunt dat de werknemers slechts een onbelast economisch belang bij de waarde-ontwikkeling van de aandelen hadden, hoezeer dit ook onjuist is gebleken, kan niet aan X bv worden toegerekend. De inspecteur bewijst dus niet dat X bv met (voorwaardelijke) opzet onjuist LB-aangifte heeft gedaan met het oogmerk om de verschuldigde loonbelasting niet te betalen. X bv krijgt vanwege de overschrijding van de redelijke termijn nog wel een immateriële schadevergoeding van € 6.500. Zowel het hoger beroep van X bv als het incidentele hoger beroep van de inspecteur zijn ongegrond.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de loonbelasting 1964 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 6 maart

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen