A-G Niessen is van mening dat de revisierente weliswaar punitieve aspecten kent maar dat het reparatoire karakter voorop staat. Het door de wetgever nagestreefde hoofddoel is namelijk om door heffing van revisierente een belastingplichtige die in strijd met de voorwaarden voor premie-aftrek heeft gehandeld, hetzelfde te behandelen als een belastingplichtige die van zijn netto-inkomen heeft gespaard.

Belanghebbende, de heer X, bedingt in 1998 bij de inbreng van zijn onderneming in C bv een lijfrente voor de stakingswinst en de afname van de oudedagsreserve. Alle aandelen van C bv zijn in handen van D bv. X houdt via zijn persoonlijke houdstervennootschap, E bv, een belang van 50% in D bv. D bv verkoopt in maart 2010 de aandelen C bv aan derden. In dat kader is afgesproken dat C bv de lijfrenteverplichting zal overdragen. In juni 2010 ontvangt E bv € 130.678 voor de aan haar overgedragen lijfrenteverplichting. De inspecteur stelt dat sprake is van afkoop van de lijfrente en de IB-aangifte over 2010 wordt daarom gecorrigeerd. In geschil is of dit terecht is. Volgens Hof Den Haag is E bv geen toegelaten verzekeraar. De inspecteur belast dus terecht negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, alsmede revisierente (€ 26.381)en heffingsrente (€ 5.790). X ontvangt in 2010 een lijfrente-uitkering (€ 3.426) van E bv. Op deze uitkering is de saldomethode van art. 3.107a Wet IB 2001 van toepassing. Het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning wordt daarom verminderd met € 2.269, zijnde het maximum van art. 3.107a Wet IB 2001. X gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat de revisierente weliswaar punitieve aspecten kent maar dat het reparatoire karakter voorop staat.Het door de wetgever nagestreefde hoofddoel is namelijk om door heffing van revisierente een belastingplichtige die in strijd met de voorwaarden voor premie-aftrek heeft gehandeld, hetzelfde te behandelen als een belastingplichtige die van zijn netto-inkomen heeft gespaard. Dit heeft dus geen leedtoevoeging op het oog. Het compenseren van door de Staat geleden schade lijkt niet, althans in mindere mate, op de voorgrond te staan. Aangezien de lijfrente-uitkering door E bv heeft plaatsgevonden nadat de lijfrenteverplichting was overgegaan op een niet toegelaten verzekeraar, kunnen de uitkeringen niet meer in box 1 worden belast. Slechts in zoverre concludeert de A-G tot gegrondverklaring van het beroep van X.

Lees ook het thema Lijfrenten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 30i

Wet inkomstenbelasting 2001 3.107a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.133

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 6 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen