De Hoge Raad oordeelt dat het gedeelte van de pensioenuitkeringen dat voortvloeit uit aanspraken die reeds bestonden op 31 december 1994, is vrijgesteld. Het schrappen van art. 38 Wet LB 1964 heeft er namelijk niet toe geleid dat art. 3.82 Wet IB 2001 van toepassing is op de pensioenuitkeringen.

In de periode 1979-1999 woont belanghebbende, X, in de VS. Hij werkt daar voor de Wereldbank. Sinds 1999 ontvangt hij pensioen van de Wereldbank. Hiervoor heeft hij een eigen bijdrage betaald van $ 171.000. Het pensioen betreft een ‘onzuiver pensioen’.

Op grond van de jurisprudentie van de Hoge Raad over internationale pensioenregelingen (BNB 2009/113) vallen op 31 december 1994 bestaande pensioenen buiten de LB- en IB-heffing.

Het heffingslek dat hierdoor ontstaat, wordt gerepareerd. In geschil is de behandeling van het pensioen voor het jaar 2010. Volgens de inspecteur moet namelijk het gehele pensioen in de heffing worden betrokken, omdat de saldomethode moet worden toegepast vanaf de pensioendatum.

De Hoge Raad oordeelt dat het gedeelte van de pensioenuitkeringen dat voortvloeit uit aanspraken die reeds bestonden op 31 december 1994, is vrijgesteld. In een uitgebreide analyse van de wetgeving die van toepassing is (geweest), merkt de Hoge Raad op dat het schrappen van art. 38 Wet LB 1964 er niet toe heeft geleid dat art. 3.82 Wet IB 2001 van toepassing is op de pensioenuitkeringen. Volgens de Hoge Raad is de vrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel g Wet LB 1964 op grond van de eerbiedigende werking van het overgangsrecht van hoofdstuk 2 art. I onderdeel O lid 1 letter b Invoeringswet Wet IB 2001 in het jaar 2010 nog steeds van toepassing op de pensioenuitkeringen van X. Uit de analyse van de Hoge Raad volgt verder ook nog dat de saldomethode van art. 25 lid 1 onderdeel g Wet IB 1964 van toepassing is gebleven op het gedeelte van de pensioenuitkeringen van X dat voortvloeit uit aanspraken die zijn ontstaan tussen 1 januari 1995 en medio augustus 1999. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof Arnhem-Leeuwarden. Dit hof moet uitzoeken welk gedeelte van de pensioenuitkering in het jaar 2010 voortvloeit uit aanspraken die X tot en met 31 december 1994 respectievelijk vanaf 1 januari 1995 heeft opgebouwd.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 38

Wet op de loonbelasting 1964 11

Wet inkomstenbelasting 2001 3.82

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 oktober

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen