Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen IB-ondernemer is. Hij bezit onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van zijn opdrachtgevers en loopt geen ondernemersrisico.

X is lid van enkele coöperaties en verricht werkzaamheden voor twee van deze coöperaties. De vergoedingen verantwoordt hij tot 1 januari 2008 als inkomsten uit arbeid. Sinds 2008 is er volgens X sprake van winst uit onderneming. Over de vraag of in 2008 en 2009 sprake is van loon of van winst wordt tot aan de Hoge Raad geprocedeerd (Hoge Raad, 1 juni 2018, nr. 17/04369, V-N Vandaag 2018/2039). In die procedure wordt de inspecteur in het gelijk gesteld. In zijn IB-aangiften 2011 en 2012 verantwoordt X de inkomsten weer als winst. De inspecteur corrigeert de aangiften.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen IB-ondernemer is. Hij bezit onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van zijn opdrachtgevers en loopt geen ondernemersrisico. Het hof stelt daarbij vast dat X alleen maar werkzaamheden heeft verricht voor twee betalende opdrachtgevers (de twee coöperaties) en dat hij zijn werkzaamheden volledig binnen de voor rekening en risico van de desbetreffende coöperatie gedreven onderneming heeft verricht. Hierbij wordt verder nog opgemerkt dat X met zijn werkzaamheden niet zelfstandig naar buiten treedt en dat de opbrengst van zijn werkzaamheden voor externe cliënten in de eerste plaats toekomt aan de desbetreffende coöperatie. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.5

Wet inkomstenbelasting 2001 3.4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 30 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen