Belanghebbende, X, laat een gemachtigde bezwaar maken tegen een WOZ-beschikking 2015. De gemeente verklaart het bezwaar gegrond en verlaagt de vastgestelde WOZ-waarde. De gemachtigde stelt vervolgens beroep in, dat door de rechtbank na vereenvoudigde behandeling niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de door de gemachtigde van X overgelegde machtiging voldoende specifiek is, ondanks dat deze in algemene bewoordingen is geformuleerd. De rechtbank is van oordeel dat uit deze machtiging, bezien in samenhang met de datum waarop deze is verstrekt, de datum waarop het primaire besluit is genomen en de datum waarop het bezwaarschrift is ingediend, voldoende volgt dat de gemachtigde in de onderhavige zaak bevoegd was tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2015. De rechtbank heeft geen aanleiding om eraan te twijfelen of die bevoegdheid ten tijde van het instellen van beroep nog bestond, zodat van de gemachtigde van X niet kon worden verlangd een nieuwe schriftelijke machtiging te overleggen die na het doen van de uitspraak op bezwaar door X is verstrekt. De rechtbank verklaart het verzet van X gegrond, het beroep alsnog gegrond en verhoogt de bezwaarkostenvergoeding van € 244 tot € 368,50.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 2:1