Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de drie BPM-zaken dermate veel overlapping vertonen dat ze voor de immateriële schadevergoeding als samenhangend moeten worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, heeft bezwaar gemaakt en beroep ingesteld tegen de voldoening op aangifte van BPM. Na verwijzing door de Hoge Raad kent Rechtbank Gelderland hem een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn. In geschil is of de rechtbank de vergoeding terecht heeft gematigd tot eenmaal het tarief van € 500 per half jaar wegens samenhang met andere BPM-zaken van X.

Hof ’s-Hertogenbosch (MK I, 14 december 2017, 17/00188 en 17/00189, V-N Vandaag 2018/125) oordeelt dat de drie BPM-zaken dermate veel overlapping vertonen dat ze voor de immateriële schadevergoeding als samenhangend moeten worden aangemerkt. De zaken zijn gezamenlijk behandeld en de rechtsvragen zijn in beide procedures hetzelfde. In zoverre is het gelijk aan de inspecteur en heeft de rechtbank de vergoeding terecht beperkt tot € 1500 (uitgaande van een overschrijding met afgerond anderhalf jaar). Het hof veroordeelt de minister tot vergoeding van wettelijke rente over de schadevergoeding. In zoverre is het hoger beroep van X gegrond.

De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 november

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen