Belanghebbende, X, huurt een bedrijfspand dat zij gebruikt als bankfiliaal. In geschil is de WOZ-waarde 2016 van het pand. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 722.000. X bepleit een waarde van € 442.000.
Rechtbank Oost-Brabant verlaagt de WOZ-waarde van het bedrijfspand van X van € 722.000 naar € 625.000. Bij het bepalen van de economische huurwaarde van het pand heeft de heffingsambtenaar 60% van de investeringskosten meegenomen. De heffingsambtenaar miskent dat het gaat om een bankgebouw en dat daarmee sprake is van een specifieke investering. Omdat het pand na vertrek van de huurder weer in de oorspronkelijke staat moet worden opgeleverd, worden deze investeringen volgens de taxatiewijzer slechts voor 10 tot 20% bij de huurwaarde opgeteld. Ook is onduidelijk hoe de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met het forse verschil in bruto vloeroppervlakte tussen het pand van X en de referentieobjecten. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en verlaagt de waarde.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Oost-Brabant
Editie: 21 november