Aan X is een boete van € 177 opgelegd wegens het overschrijden van de maximumsnelheid op de A12. Volgens de kantonrechter is het beroep van X niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift geen beroepsgronden bevat en dit verzuim niet tijdig is hersteld. In hoger beroep betwist de gemachtigde van X dat hij een verzuimbrief heeft ontvangen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er geen bewijs is dat de verzuimbrief daadwerkelijk is verzonden. Ondanks dat het beroep van X daarom gegrond is, wordt er toch geen proceskostenvergoeding toegekend. De reden is dat de boete in stand blijft. Hiermee wordt teruggekomen op de bestuursrechtelijke benadering (art. 8:75 Awb) die tot dusverre werd gehanteerd. De vraag of een betrokkene in het gelijk is gesteld, wordt voortaan alleen bevestigend beantwoord als de boete wordt vernietigd. Dit is conform de regeling van art. 591a leden 1 en 2 WvSv.
Wetsartikelen:
Wetboek van Strafvordering 591
Algemene wet bestuursrecht 8:75