Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de kosten die X in aftrek wil brengen, niet zijn aan te merken als nagekomen bedrijfslasten. Vanaf het jaar 2010 is geen sprake meer van een bron van inkomen (een onderneming). De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
In zijn IB-aangifte 2013 voert X een verlies van € 5584 op dat ziet op een bedrag van € 6493 aan kosten. De inspecteur accepteert deze post niet, omdat de onderneming van X reeds in 2008 is gestaakt en in 2009 de laatste activa zijn verkocht.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2022/6.1.2) oordeelt dat de kosten die X in aftrek wil brengen, niet zijn aan te merken als nagekomen bedrijfslasten. Vanaf het jaar 2010 is geen sprake meer van een bron van inkomen (onderneming). Ten aanzien van de administratiekosten stelt het hof vast dat X in de jaren volgend op het jaar van staking van de onderneming geen administratieplichtige is in de zin van art. 52 AWR. Dat hij er toch voor heeft gekozen om, als particulier, een administratie te voeren en daarvoor kosten te maken, brengt niet mee dat er een causaal verband is tussen deze kosten en de onderneming die door de staking teniet is gegaan. De opgevoerde administratiekosten zijn niet aftrekbaar als nagekomen bedrijfslast. Dit geldt ook voor de rentekosten op de schuld aan de gemachtigde en de telefoonkosten die zijn gemaakt in verband met het opstellen van de administratie. De aanslag blijft in stand. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25