X exploiteert een kartcenter met horecagelegenheid. Voor de omzetbelasting past X het kasstelsel toe. Per 1 oktober 2003 verhuurt X deze onderneming. In december 2003 verkoopt en levert X twee machines aan een derde. X reikt op dezelfde dag een factuur aan deze afnemer uit van € 654.500, inclusief 19% btw ad € 104.500. Ten aanzien van de betaling vermeldt de factuur dat een deel direct betaald dient te worden en het restant op basis van de gerealiseerde omzet. In december 2003 en begin 2004 betaalt de afnemer respectievelijk € 50.000 en € 104.500. X heeft naar aanleiding van deze betalingen geen btw aangegeven of voldaan. De inspecteur stelt dat X per 1 oktober 2003 het factuurstelsel moet toepassen. In geschil zijn de naheffingsaanslag over 2003 van € 104.500 en de vergrijpboete van € 26.125. Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de controle-ambtenaren aanvankelijk zouden hebben toegezegd dat X over 2003 het kasstelsel mocht toepassen. De verklaring van de inspecteur dat de kwestie eerst intern zou worden besproken, wordt ondersteund door de interne adviesaanvraag aan de vakgroep omzetbelasting. X beroept zich dus vergeefs op het vertrouwensbeginsel. De boete van 25% wegens grove schuld is ook terecht. Van een pleitbaar standpunt is geen sprake. X heeft zelfs in strijd met haar eigen standpunt gehandeld door over 2003 ook geen btw over de in dat jaar ontvangen vergoeding aan te geven en af te dragen. Het beroep van X is slechts gegrond, aangezien de redelijke termijn van art. 6 EVRM is verstreken. De boete wordt gematigd met 10%.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Leeuwarden
Editie: 13 februari