Belanghebbende, X, heeft op 8 juni 2009 een 'Verklaring Vrijwillige verbetering Buitenlands vermogen' ingediend bij de Belastingdienst. Daarin heeft X vermeld dat hij een Zwitserse bankrekening heeft. De Belastingdienst bevestigt de ontvangst van de verklaring op 18 juni 2009. De inspecteur heeft op 17 juli 2009 vragen over de buitenlandse bankrekening gesteld. X heeft die informatie op 2 oktober 2009 verstrekt. De inspecteur heeft X op 11 december 2009 verzocht om in te stemmen met verlenging van de navorderingstermijn voor het opleggen van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1997 en 2004 en vermogensbelasting 1998. Op 22 december 2009 heeft de inspecteur een akkoordverklaring van X ontvangen. De inspecteur stuurt X op 24 februari 2010 een vaststellingsovereenkomst. Daarin is vastgelegd dat er één navorderingsaanslag over 2006 zou worden opgelegd in plaats van diverse aanslagen over 1997 tot en met 2006. De inspecteur ontvangt een door X ondertekend exemplaar van de vaststellingsovereenkomst op 23 april 2010. Op 1 juni 2010 wordt de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2006 conform de vaststellingsovereenkomst opgelegd. X komt in beroep. In geschil is of de navorderingsaanslag terecht met toepassing van de verlengde navorderingstermijn is opgelegd.
Rechtbank Haarlem verwijst naar de arresten van de Hoge Raad van 26 februari 2010, nrs. 43 050bis (BNB 2010, 199 ) en 43670bis (BNB 2010, 200 ) en overweegt vervolgens dat de inspecteur de navorderingsaanslag terecht met toepassing van de verlengde navorderingstermijn heeft opgelegd. De inspecteur heeft voldoende voortvarend gehandeld bij het voorbereiden en vaststellen van de navorderingsaanslag.