Belanghebbende, X, maakt gebruik van de inkeerregeling. De inkeerverklaring is op 21 april 2009 door de Belastingdienst ontvangen en op 24 april 2009 naar de inspecteur doorgestuurd. In de inkeerverklaring heeft X verklaard dat hij vanaf het jaar 1988 een Zwitserse bankrekening heeft die nooit in zijn aangiften is opgenomen. Op 13 november 2009 heeft de inspecteur, na twee keer uitstel verleend te hebben voor het aanleveren van de verzochte bescheiden, die informatie ontvangen. Op 18 november 2009 heeft de inspecteur een vaststellingsovereenkomst aan de gemachtigde van X toegezonden. Op 30 november 2009 heeft de inspecteur de door X en zijn gemachtigde ondertekende vaststellingovereenkomst retour ontvangen. Vervolgens is op 30 december 2009 de in geschil zijnde navorderingsaanslag inkomstenbelasting over het jaar 2007 opgelegd. In deze navorderingsaanslag is overeenkomstig de met X gesloten vaststellingsovereenkomst het totaalbedrag van de over de jaren 1997 tot en met 2007 nagevorderde inkomstenbelasting en de over de jaren 1998 tot en met 2000 nagevorderde vermogensbelasting begrepen. X komt in beroep. In geschil is of de navorderingsaanslag met de vereiste voortvarendheid is opgelegd.
Rechtbank '-Gravenhage overweegt dat de verlengde navorderingstermijn mocht worden toegepast. Tussen het moment van het ontvangen van de inkeerverklaring en het moment waarop de navorderingsaanslag is gedagtekend is een periode van ongeveer 8 maanden verstreken. Dit tijdsverloop is volgens de rechtbank niet onredelijk. De nagevorderde belasting is door de inspecteur met redelijke voortvarendheid voorbereid en vastgesteld. Het beroep is ongegrond.