Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat geen sprake is van een dubbele soortgelijke belasting. Het tarief van 29% is ook geen buitensporige individuele last.

De heer X wint in 2012 de hoofdprijs van de Westdeutsche Lotterie. De prijs is € 3.501.699 en is op zijn rekening gestort. In geschil is de naheffingsaanslag kansspelbelasting van € 1.015.492. X beroept zich primair op art. 52 lid 1 Besluit voorkoming dubbele belasting (Bvdb) 2001. Hierin staat dat een inwoner van Nederland is vrijgesteld van kansspelbelasting als zijn prijs elders onderworpen is geweest aan een gelijksoortige belasting. Volgens Rechtbank Gelderland is dat niet het geval. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen sprake is van een dubbele soortgelijke belasting. De 'Lotteriesteuer' is namelijk verschuldigd over de nominale waarde van de – ook niet verkochte - loten. De 'Konzessionsbeitrag' wordt geheven van de organisator en niet van de winnaar. Er is ook geen belemmering van het vrije EU-dienstenverkeer. Zo bestaat voor de kansspelbelasting geen plicht tot harmonisatie of uniformering. De heffing is voorts niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het tarief van 29% is namelijk geen buitensporige individuele last. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 52

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56

Wet op de kansspelbelasting 5

Wet op de kansspelbelasting 3

Wet op de kansspelbelasting 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Kansspelbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

2

Gerelateerde artikelen