De heer X wint in 2012 de hoofdprijs van de Westdeutsche Lotterie. De prijs is € 3.501.699 en is op zijn rekening gestort. In geschil is de naheffingsaanslag kansspelbelasting van € 1.015.492. X beroept zich primair op art. 52 lid 1 Besluit voorkoming dubbele belasting (Bvdb) 2001. Hierin staat dat een inwoner van Nederland is vrijgesteld van kansspelbelasting als zijn prijs elders onderworpen is geweest aan een gelijksoortige belasting. Volgens Rechtbank Gelderland is dat niet het geval. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen sprake is van een dubbele soortgelijke belasting. De 'Lotteriesteuer' is namelijk verschuldigd over de nominale waarde van de – ook niet verkochte - loten. De 'Konzessionsbeitrag' wordt geheven van de organisator en niet van de winnaar. Er is ook geen belemmering van het vrije EU-dienstenverkeer. Zo bestaat voor de kansspelbelasting geen plicht tot harmonisatie of uniformering. De heffing is voorts niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM. Het tarief van 29% is namelijk geen buitensporige individuele last. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 52
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 56