Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in één brief alle bezwaren over de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018 terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat daarmee een einde is gekomen aan de bezwaarfase.

X bv exploiteert amusementshallen en automaten. Haar enig aandeelhouder is X Beheer bv. X bv is volgens de inspecteur vanaf 1 juli 2008 belastingplichtig voor de kansspelbelasting. In 2018 vindt een boekenonderzoek plaats, waarvan de uitkomst is dat niet X bv maar X Beheer bv de belastingplichtige is. Bij de aangifte over december 2018 vraagt X bv om teruggaaf van alle door haar vanaf 1 juli 2008 betaalde kansspelbelasting (€ 4.636.049) en maakt bezwaar tegen de naheffingsaanslagen KSB over juli 2008 tot en met september 2018. De inspecteur betaalt zonder rente alleen de KSB terug over januari 2014 tot en met september 2018, mits deze alsnog bij X Beheer bv wordt geheven. In geschil is of X recht heeft op teruggaaf van de voldane KSB voor de tijdvakken juli 2008 tot en met december 2013 en recht heeft op vergoeding van rente over de ten onrechte betaalde KSB voor de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur in één brief alle bezwaren over de tijdvakken juli 2008 tot en met september 2018 niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat daarmee een einde is gekomen aan de bezwaarfase. Op verzoek van partijen vindt geen terugwijzing naar de rechtbank plaats. Het hof beoordeelt daarom de ontvankelijkheid van de bezwaarschriften voor alle tijdvakken (juli 2008 tot en met september 2018). X is terecht niet-ontvankelijk verklaard voor alle tijdvakken. Een nadien opgekomen reden – zoals het gewijzigde standpunt van de inspecteur dat X bv niet belastingplichtig is – kan niet bewerkstelligen dat een inmiddels plaatsgehad hebbende niet-verschoonbare termijnoverschrijding alsnog verschoonbaar wordt. Aan de materiële vraag of recht bestaat op een teruggaaf met rente wordt dus niet toegekomen. Het beroep van X bv is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X bv wel een immateriële schadevergoeding van € 1500 en een proceskostenvergoeding van € 656,25.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 4:85

Algemene wet inzake rijksbelastingen 26

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Rubriek: Kansspelbelasting

Editie: 1 april

Informatiesoort: VN Vandaag

131

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen