Hof Amsterdam oordeelt dat de vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn conform het overzichtsarrest moet worden vastgesteld op € 1.000, ondanks het lagere financiële belang van de zaak.
Stichting X is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, die in afwijking van het overzichtsarrest een immateriëleschadevergoeding had toegekend van € 100. De stichting meent dat zij op grond van het overzichtsarrest - ondanks dat het financiële belang van de zaak € 750 bedraagt - recht heeft op een immateriëleschadevergoeding van € 1000. In geschil is de hoogte van de vergoeding voor de door X geleden immateriële schade wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
Hof Amsterdam oordeelt dat er geen reden is om af te wijken van de forfaitaire bedragen van het overzichtsarrest (HR 19 februari 2016 (V-N 2016/13.4). De overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigt een vergoeding van € 1000 voor immateriële schade. Het hof stelt dat de forfaitaire bedragen een bandbreedte impliceren en dat het financiële belang van de zaak op zichzelf geen voldoende reden is voor een afwijking. De omstandigheid dat met ingang van 1 januari 2024 de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm in werking is getreden (V-N 2024/1.26) maakt dit niet anders, omdat artikel IV van die wet voor een geval als deze een eerbiedigende werking inhoudt. De heffingsambtenaar en de Staat moeten respectievelijk € 111 en € 889 vergoeden. X' beroep is gegrond
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 30a
Instantie: Hof Amsterdam
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht, Waardering onroerende zaken
Editie: 23 februari
Informatiesoort: VN Vandaag