Rechtbank Midden-Nederland oordeelt in de schadestaatprocedure dat de curator door middel van een antwoordakte alsnog aannemelijk mag maken dat hij de onderneming nog enige tijd had kunnen voortzetten en zodoende een hogere opbrengst dan bij de executie had kunnen realiseren.

X bv exploiteert een uitgeverij. Eind 2009 heeft X bv een forse belastingschuld. In verband daarmee zijn dwangbevelen afgegeven en is executoriaal beslag gelegd. Bij de openbare executieverkoop zijn vrijwel alle bedrijfsmiddelen verkocht. Op eigen verzoek is X bv later failliet gegaan. Volgens de Hoge Raad (1 mei 2015, 14/00822, V-N 2015/24.20) was een beslissing van de rechter nodig om de schorsende werking van het verzet tegen de executie op te heffen. Het negeren door de ontvanger van het verzet is daarom een onrechtmatige daad. In deze civiele schadestaatprocedure is thans in geschil hoeveel schadevergoeding de ontvanger aan de boedel moet betalen en of hij deze schuld mag verrekenen met zijn belastingvordering.

Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de curator dor middel van een antwoordakte alsnog aannemelijk mag maken dat hij de onderneming nog enige tijd had kunnen voortzetten en zodoende een hogere opbrengst had kunnen realiseren. De ontvanger is weliswaar in beginsel bevoegd tot verrekening, maar het is in casu naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat hij hierop een beroep doet. De ontvanger heeft namelijk bewust in strijd met de wet gehandeld. Als verrekeningsbevoegde preferente schuldeiser zou hij anders zelfs voorgaan ten opzichte van de boedelcrediteuren en andere preferente schuldeisers. De zaak wordt aangehouden zodat de curator zijn vordering nader kan onderbouwen en de ontvanger hierop kan reageren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 24

Invorderingswet 1990 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Insolventierecht

Instantie: Rechtbank Midden-Nederland

Editie: 26 augustus

28

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen