De Hoge Raad oordeelt dat de heer X terecht aansprakelijk is gesteld voor de BTW-naheffingsaanslagen die materieel zijn ontstaan in de periode waarin hij bestuurder was.

De heer X neemt in 1999 en 2000 met zijn echtgenote en drie kinderen als vennoot deel in een vof. De vof exploiteert eerst een groothandel in Italiaanse schoenen en later een handel in computeronderdelen. De vof is op 31 december 2000 ontbonden. In geschil is of X later door de ontvanger terecht aansprakelijk is gesteld voor BTW-naheffingsaanslagen wegens internationale carrouselfraude. X is inmiddels overleden en de naheffing is onherroepelijk verminderd tot € 1.032.126 (zie HR 20 oktober 2017, 16/05660, V-N 2017/51.4). Op grond van art. 33 lid 2 Inv. 1990 wordt als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap. Volgens Hof Amsterdam is art. 33 Inv. 1990 ook van toepassing op een gewezen bestuurder van een lichaam zonder rechtspersoonlijkheid. De erven X gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat X terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden die materieel zijn ontstaan in de periode waarin hij bestuurder was. Deze aansprakelijkheid eindigt niet als X ophoudt bestuurder te zijn. Een andere uitleg van art. 33 lid 1 letter a Inv. 1990 zou meebrengen dat een bestuurder zijn aansprakelijkheid kan beëindigen door af te treden. Een vennoot blijft overigens ook na zijn uittreden volledig aansprakelijk voor de vóór zijn uittreden ontstane schulden (art. 18 WvK). De afzonderlijke regeling van de positie van de gewezen bestuurder in het kader van het melden van betalingsonmacht (art. 36 IW 1990) heeft niet het gevolg dat de gewezen bestuurder voor toepassing van art. 33 Inv. 1990 niet kan worden aangemerkt als bestuurder. Het beroep van de erven X is ongegrond.

Lees ook het thema Bestuurdersaansprakelijkheid: de gevolgen van kennelijk onbehoorlijk bestuur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Koophandel 18

Invorderingswet 1990 36

Invorderingswet 1990 33

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Invordering, Fiscaal ondernemingsrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 28 september

Carrousel: Carrousel

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen