A-G Wattel is van mening dat de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het HvJ EU moet stellen over de vraag hoe hij als hoogste nationale rechter het uitdrukkelijke verzoek om prejudiciële verwijzing kan passeren als de verwijzing volgens hem geen zin kan hebben.

Belanghebbenden, de heer X en mevrouw X-Y, kopen - ieder voor de onverdeelde helft - een woning voor € 235.000. Op 1 juni 2011 is deze woning aan hen geleverd. In dit kader is overdrachtsbelasting door hen voldaan naar het tarief van 6%. Bij besluit van 1 juli 2011, nr. BLKB 2011/1290M is het tarief van de overdrachtsbelasting verlaagd naar 2% voor verkrijgingen op of na 15 juni 2011. X en X-Y wensen ook in aanmerking te komen voor dat lagere tarief. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag stellen X en X-Y echter in het ongelijk. In cassatie verzoeken X en X-Y om prejudiciële verwijzing en zij hebben daartoe ook vragen aan het Hof van Justitie EU geformuleerd. In geschil is in het bijzonder of de Hoge Raad als hoogste nationale rechter bij het passeren van dat verwijzingsverzoek ook een motivering moet geven. Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat de Hoge Raad prejudiciële vragen aan het HvJ EU moet stellen over de vraag hoe hij als hoogste nationale rechter het uitdrukkelijke verzoek om prejudiciële verwijzing kan passeren als de verwijzing volgens hem geen zin kan hebben. Volgens de A-G volgt namelijk uit de EHRM-zaken Ullens de Schooten, Vergauwen, Stichting mothers of Srebrenica en Dhahbi dat als uitdrukkelijk is verzocht om prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van het EU-recht, de nationale rechter in laatste instantie er blijk van moet geven dat verzoek gezien en beoordeeld te hebben. Het HvJ EU moet dus antwoord geven op de vraag of de Hoge Raad in verband met de noodzakelijke werklastbeheersing dat verzoek ongemotiveerd kan passeren of alle klachten in die zaak ineens vereenvoudigd kan afdoen met de 80a RO-formule of de 81 RO-formule. Voorts is mogelijk van belang in welke mate het verzoek om verwijzing is gemotiveerd c.q. gedocumenteerd met verwijzing naar het EU-recht en of de onderhavige A-G in een conclusie waarop de partijen hebben kunnen reageren (summier) heeft gemotiveerd waarom geen aanleiding tot prejudiciële verwijzing bestaat. In casu is dat laatste volgens de A-G namelijk het geval. De A-G concludeert tot aanhouding van de zaak totdat het HvJ EU de vragen heeft beantwoord.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 14 juli

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen