Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de hoge sectorpremie van toepassing is omdat de bepaling in de uitzendovereenkomsten dat de uitzendkrachten voor één jaar in dienst treden, geen reële betekenis heeft.

Belanghebbende, X bv, wordt begin 2014 opgericht om seizoenswerkers ter beschikking te stellen aan een gelieerde bv. In 2014 contracteert X bv 214 buitenlandse werknemers, die worden ingezet bij de aspergeteelt. In geschil is of X bv terecht premies afdraagt op basis van de lage sectorpremie (0,98%) in plaats van de hoge sectorpremie (7,58%). Volgens X bv is de lage premie van toepassing, omdat met de uitzendkrachten jaarcontracten zijn overeengekomen conform art. 2.3 lid 2 Besluit Wfsv (16 november 2005, nr. BWBR0019070, Stb. 2005, 585).

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de hoge sectorpremie van toepassing is omdat de bepaling in de uitzendovereenkomsten dat de uitzendkrachten voor één jaar in dienst treden, geen reële betekenis heeft. Dit blijkt ook uit de feitelijke gang van zaken. Geen enkele van de 214 uitzendkrachten is namelijk een heel jaar bij X bv in dienst geweest. Voorts is van belang dat er geen verplichting tot loondoorbetaling is, dat de arbeidsduur is gesteld op minimaal 300 uur en dat er slechts marginale pogingen zijn gedaan om andere opdrachtgevers voor de uitzendkrachten te vinden. X bv beroept zich met betrekking tot het overleg dat met de inspecteur heeft plaatsgebonden vergeefs op het vertrouwensbeginsel. Dat overleg was namelijk geënt op de reële betekenis van de eenjaarstermijn. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

 

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 18 augustus

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen