Het wetsvoorstel met betrekking tot de wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging van het intracommunautair handelsverkeer (quick fixes) is door staatssecretaris Snel van Financiën ingediend bij de Tweede Kamer.

Het wetsvoorstel is in mei 2019 ter consultatie aangeboden. Het wetsvoorstel treedt in werking per 1 januari 2020. De onderwerpen in het wetsvoorstel betreffen:

  1. De btw-regelgeving over de voorraad die een ondernemer aanhoudt in een andere lidstaat op afroep van een bij hem bekende afnemer.
  2. Een regeling voor zogenoemde ketentransacties waarmee wordt bepaald welke van de leveringen in die keten als de intracommunautaire levering heeft te gelden.
  3. Het bewijs van het intracommunautaire vervoer van goederen naar andere lidstaten.
  4. De status van het btw-identificatienummer.

De onderdelen 1 en 2 worden met dit wetsvoorstel geregeld. Onderdeel 3 is al geregeld met een aanpassing van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen. Onderdeel 4 wordt gerealiseerd door een aanpassing van het Uitvoeringsbesluit OB 1968. De bestaande beleidsbesluiten die deze onderdelen raken, zullen worden aangepast.

Voorraad op afroep

Door de invoering van art. 3b Wet OB 1968 wordt de overbrenging van goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een ondernemer naar een andere lidstaat binnen de EU onder voorwaarden niet behandeld als een levering van goederen onder bezwarende titel. Het artikel is geldend voor de goederen die met ingang van de datum van inwerkingtreding worden verzonden of vervoerd. Relevant is niet waar de goederen worden opgeslagen, als ze maar fysiek in voorraad liggen in de lidstaat van bestemming. De leverancier mag niet gevestigd zijn in de lidstaat of aldaar een vaste inrichting hebben.

De leverancier die de regeling inzake voorraad op afroep toepast heeft twee listingsverplichtingen: op het moment van overbrenging van de goederen naar de andere lidstaat en op het moment van het overdragen van de beschikkingsmacht aan de afnemer op basis van de overeenkomst.

Harmonisering ketentransacties

Het voorgestelde art. 5c Wet OB 1968 regelt de harmonisatie van ketentransacties en bepaalt aan welke levering van de opvolgende leveringen in de keten het intracommunautaire vervoer moet worden toegerekend. Alleen die levering wordt aangemerkt als de intracommunautaire levering. De leveringen in de keten vóór de intracommunautaire levering vinden plaats in de lidstaat van aanvang van het vervoer. De leveringen in de keten na de intracommunautaire levering vinden plaats in de lidstaat waar het vervoer eindigt. Voor de toepassing van de regeling moet worden bepaald wie de tussenhandelaar is aan wie het vervoer of de verzending wordt toegeschreven.

De hoofdregel is dat de intracommunautaire levering plaatsvindt aan de tussenhandelaar. De tweede mogelijkheid, de intracommunautaire levering vindt plaats door die tussenhandelaar, gaat voor op de hoofdregel als wordt voldaan aan de voorwaarden. De regeling voor ketentransacties doet niet af aan de werking van de vereenvoudigde A-B-C-regeling. De regeling voor ketentransacties heeft geen gevolgen voor de verschuldigdheid van btw, terwijl de A-B-C-regeling juist gaat over de verschuldigdheid van btw.

Bewijs intracommunautaire verzending of vervoer

Door de aanpassing van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt een praktische regeling geboden naast de bestaande praktijk voor het bewijs van het intracommunautaire vervoer of verzending in het kader van intracommunautaire leveringen. Er wordt een bewijsvermoeden geïntroduceerd indien er twee niet tegenstrijdige bewijsstukken zijn. De aard van de bewijsstukken betreft aan het vervoer gerelateerde documenten, zoals een ondertekend CMR document. Welke documenten binnen deze regeling worden geaccepteerd wordt niet limitatief genoemd.

Er dienen twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken te worden overlegd die afkomstig zijn van onafhankelijke partijen. Aan het begrip onafhankelijk zal in de praktijk invulling moeten worden gegeven. Als niet aan de voorwaarden wordt voldaan, geldt de regeling niet. Indien de bewijsstukken van de leverancier kunnen worden weerlegd en er geen twee onafhankelijke bewijsstukken zijn, is het bewijs niet geslaagd in de zin van het weerlegbaar vermoeden. De inspecteur kan eventueel andere bewijzen aanvaarden die voor deze praktische regeling reeds van toepassing waren.

Btw-identificatienummer

Voor intracommunautaire leveringen is voor de toepassing van het nultarief de voorwaarde dat de ondernemer voor de levering dient te beschikken over het btw-identificatienummer van de afnemer. Door arresten van het Hof van Justitie EU bleek de aanwezigheid van een juist btw-identificatienummer geen vereiste voor de toepassing van het nultarief.

Een juist btw-identificatienummer is relevant voor het volgen van de goederen- en dienstenstroom en de afdracht van btw. Met de maatregel wordt het vermelden van het juiste btw-identificatienummer een voorwaarde voor het toepassen van het nultarief. Ook het indienen van een juiste periodieke opgaaf ICP is onderdeel van de voorwaarden voor toepassing van het nultarief. Indien een ondernemer niet aan deze voorwaarden heeft voldaan vervalt de aanspraak op toepassing van het nultarief voor die levering.

Dit wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2020, dat bestaat uit zes wetsvoorstellen. De vijf andere wetsvoorstellen zijn Wet afschaffing fiscale aftrek scholingsuitgavenBelastingplan 2020Wet bronbelasting 2021Overige fiscale maatregelen 2020 en Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord.

Bronnen:

Wetsvoorstel en Memorie van toelichting

Nader rapport

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Dossiers: Prinsjesdag 2019

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 18 september

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen