De Belastingdienst streeft voortdurend naar verbeteringen in het voorlopige aanslagenproces om zoveel mogelijk in de actualiteit te werken. Het bedrag van de eerste voorlopige aanslag (EVA) aan het begin van het belastingjaar moet zo weinig mogelijk verschillen van het bedrag van de definitieve aanslag. Dat schrijft staatssecretaris Vijlbrief van Financiën in antwoord op Kamervragen.

In 2015 is de Belastingdienst gestart met een werkwijze die het verschil tussen de eerste voorlopige aanslag en de definitieve aanslag verkleint. Dit wordt gedaan door de EVA voor jaar t te baseren op gegevens uit de definitieve aanslag van jaar t-2 (indien deze is opgelegd) of de voorlopige aanslag van jaar t-1. De belastingplichtige kan dan nieuwe gegevens aanleveren waarmee de voorlopige aanslag wordt herzien. De positieve voorlopige aanslag geeft de mogelijkheid aan de belastingplichtige om in meerdere termijnen te betalen in plaats van het (soms onverwachte) bedrag van de definitieve aanslag dat in beginsel binnen 6 weken betaald dient te worden. Als de voorlopige aanslag tot liquiditeitsproblemen leidt bij de belastingplichtige omdat ook de definitieve aanslag moet worden betaald, kan de belastingplichtige met de Belastingdienst een betalingsregeling afspreken.

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 13

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 21 april

Carrousel: Carrousel

23

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen