Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X de provisies die hij ontvangt als omzet moet aangeven. Ook berekent X de aftrek van voorbelasting verkeerd.
X is vermogensbeheerder voor particulieren en ontvangt daarvoor per kwartaal een vergoeding. Verder ontvangt X provisies van financiële instellingen voor beleggingsorders, het opnemen of aanhouden van fondsen of het verrichten van transacties. In de aangiften omzetbelasting 2010 tot en met 2014 geeft X de provisies niet aan als omzet en brengt X de voorbelasting (nagenoeg) geheel in aftrek. De inspecteur legt naheffingsaanslagen op. X gaat in beroep.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de provisies een vergoeding zijn voor een handeling onder bezwarende titel. De provisies komen voort uit de rechtsbetrekking tussen X en de financiële instelling. X moet de provisies derhalve als omzet aangeven. Het beroep op het arrest HvJ EU 10 november 2016, nr. C-432/15 (Baštová), V-N 2016/67.17 faalt omdat geen sprake is van een onzekere vergoeding. Verder oordeelt de rechtbank dat de inspecteur de aftrek van voorbelasting terecht op basis van de omzetverhouding berekent en niet op basis van tijdsbesteding. Het beroep is gegrond met betrekking tot de hoogte van de verzuimboetes, rente en een toekenning van immateriëleschadevergoeding.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 8 juni