Hof 's-Hertogenbosch handhaaft de aan een autohandelaar ambtshalve opgelegde aanslagen ib/pvv en Zvw. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Belanghebbende, X, en zijn twee zonen waren gedurende het jaar 2012 vennoten van vof C, een auto(verhuur)bedrijf. Ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, heeft X voor het jaar 2012 geen aangiften ib/pvv en Zvw gedaan. In oktober 2014 vindt bij X een huiszoeking plaats. Daarbij is een bedrag van € 253.337,61 aangetroffen en in beslag genomen. In december 2014 heeft een boekenonderzoek bij vof C plaatsgevonden waarbij negatieve kaassaldo's naar voren komen. Naar aanleiding van de bevindingen uit het onderzoek legt de inspecteur X ambtshalve aanslagen ib/pvv 2012 en Zvw op. In hoger beroep is in geschil of de aanslagen tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

Volgens Hof 's-Hertogenbosch (V-N Vandaag 2019/1491) heeft de inspecteur een redelijke schatting van de belastbare inkomens gemaakt. Terecht is onder andere een bankstorting van € 45.170 tot het inkomen van X gerekend, aangezien de herkomst van dit bedrag onbekend is. Daarnaast ontbrak in de kas van vof C een bedrag van € 49.722. Daarvoor is ook geen verklaring gegeven. De inspecteur heeft terecht 70% van dit bedrag tot de winst uit onderneming van X gerekend. De aanslag Zvw is in redelijkheid vastgesteld naar het maximum bijdrage-inkomen. Het hoger beroep van X is ongegrond.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 10

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 8 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen