Rechtbank Den Haag oordeelt dat er in maart 2016 geen bekendmaking van de aanslag door toezending of uitreiking heeft plaats gevonden. Nu echter niet tijdig bezwaar is gemaakt, is de aanslag, ondanks de overschrijding van de driejaarstermijn voor het opleggen van een aanslag, rechtsgeldig tot stand gekomen.

Erflater X overlijdt in 2015. Noch hij noch, later, zijn erven reageren op de uitnodiging van de inspecteur tot het indienen van de IB-aangifte 2013 van X. De inspecteur stelt daarom uiteindelijk op 16 maart 2016 de aanslag ambtshalve vast. De erven ontvangen vervolgens op 17 september 2018 een kennisgeving verrekening. Naar aanleiding daarvan maken zij op 17 juni 2019 bezwaar. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. De erven stellen dat de aanslag te laat bekend is gemaakt.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat er in maart 2016 geen bekendmaking van de aanslag door toezending of uitreiking heeft plaats gevonden. De aanslag is ook niet op andere geschikte wijze bekend gemaakt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de erven op 17 september 2018, naar aanleiding van de kennisgeving verrekening, bekend zijn geworden met de aanslag. Nu pas op 17 juni 2019 bezwaar is gemaakt, heeft de inspecteur dit terecht niet-ontvankelijk verklaard. Nu niet tijdig bezwaar is gemaakt, is de aanslag volgens de rechtbank, ondanks de overschrijding van de driejaarstermijn voor het opleggen van een aanslag, rechtsgeldig tot stand gekomen. De rechtbank kent nog wel de maximale dwangsom van € 1442 toe omdat de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 juni

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen