Rechtbank Den Haag oordeelt dat er in april 2017 geen bekendmaking van de aanslag door toezending of uitreiking heeft plaats gevonden. De aanslag is toch tijdig tot stand gekomen omdat de erven via de kennisgeving verrekening bekend zijn geraakt met de aanslag.

Erflater X overlijdt in 2015. Noch hij noch, later, zijn erven reageren op de uitnodiging van de inspecteur tot het indienen van de IB-aangifte 2014 van X. De inspecteur stelt daarom uiteindelijk op 19 maart 2017 de aanslag ambtshalve vast. De erven ontvangen vervolgens op 17 september 2018 een kennisgeving verrekening. Naar aanleiding daarvan maken zij op 17 juni 2019 bezwaar. In oktober stellen zij de inspecteur in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De inspecteur verklaart het bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. De erven stellen dat de aanslag te laat bekend is gemaakt.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat er in april 2017 geen bekendmaking van de aanslag door toezending of uitreiking heeft plaats gevonden. De aanslag is ook niet op andere geschikte wijze bekend gemaakt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de erven op 17 september 2018, naar aanleiding van de kennisgeving verrekening, bekend zijn geworden met de aanslag. Nu pas op 17 juni 2019 bezwaar is gemaakt, heeft de inspecteur dit terecht niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank vervalt de termijn voor het opleggen van de aanslag na 31 januari 2019. Nu de erven via de kennisgeving verrekening bekend zijn geraakt met de aanslag, is de aanslag tijdig opgelegd. De rechtbank kent nog wel de maximale dwangsom van € 1442 toe omdat de inspecteur niet tijdig uitspraak op bezwaar heeft gedaan.

[Bronuitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen