Rechtbank Rotterdam overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de immateriële schadevergoeding (IMS) vastgesteld wordt op € 500 per 6 maanden overschrijding van de redelijke behandeltermijn.

X komt na tevergeefs bezwaar in beroep tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2021. De redelijke termijn voor de behandeling in bezwaar en beroep wordt overschreden. In beroep is aan de orde de toekenning van een IMS wegens ondervonden spanning en frustratie.

Rechtbank Rotterdam overweegt dat op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad de immateriële schadevergoeding (IMS) vastgesteld wordt op € 500 per 6 maanden overschrijding van de redelijke behandeltermijn. De rechtbank is echter van oordeel dat de bestuursrechter moet differentiëren bij de toekenning van een IMS. De forfaitaire vergoeding van € 500 is te grofmazig binnen de diversiteit van zaken binnen het bestuursrecht op het punt van ondervonden spanning en frustratie. De rechtbank beperkt de IMS tot € 50 per 6 maanden overschrijding van de redelijke termijn.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 10 oktober

Informatiesoort: VN Vandaag

272

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen