Aan de heer X (belanghebbende) zijn in het kader van het Bank Zonder Naam-project diverse (navorderings)aanslagen met 100% vergrijpboetes opgelegd. Volgens de inspecteur is X namelijk rekeninghouder bij Van Lanschot Bankiers in Luxemburg (geweest). X is geïdentificeerd door zijn huwelijk met mevrouw H. Volgens in het BVR-systeem opgenomen personen blijkt dat de combinatie van de achternamen X en H uniek is. De FIOD heeft ongeveer twee jaar over het onderzoek gedaan alvorens X voor het eerst is aangeschreven. Vervolgens heeft het negentien maanden geduurd voor de eerste aanslag aan X werd opgelegd (zie 09/8197) en nog eens een jaar voordat de onderhavige aanslagen volgden. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat de verlengde navorderingstermijn terecht is toegepast, aangezien zowel de FIOD als de inspecteur voortvarend genoeg te werk is gegaan. Hierbij wordt met name in aanmerking genomen dat X aanvankelijk helemaal niet reageerde op de informatieverzoeken en dat de projectleiding later een hercheck voorschreef bij een identificatie op basis van dubbele namen. Met inachtneming van de inmiddels opgelegde ambtshalve verminderingen zijn de schattingen van de inspecteur redelijk. De uitkomst van deze verminderingen is namelijk dat 50% van het verzwegen vermogen bij X en 50% bij H in aanmerking wordt genomen. De boetes van in totaal ruim € 40.000 zijn passend en geboden. Het maakt niet uit dat de aanslagen tot stand zijn gekomen door omkering van de bewijslast en dat de geschatte saldi mogelijk hoger zijn dan de in werkelijkheid aanwezige tegoeden. X had dit kunnen voorkomen door zelf openheid van zaken te geven. Vanwege het overschrijden van de redelijke termijn worden de boetes wel met 5% gematigd. X krijgt een immateriële schadevergoeding van € 500 voor het overschrijden van de redelijke termijn in de bezwaarfase.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 15 februari