De heer X claimt in 2006 en 2007 aftrek van advocaatkosten (€ 37.053) als zijnde beroepskosten in verband met een arbeidsconflict. Rechtbank Haarlem stelt X in het ongelijk, onder verwijzing naar HR 10 augustus 2007, nr. 41000, V-N 2007/38.1. X stelt in hoger beroep dat de Staat der Nederlanden hem middelen ter beschikking moet stellen waarmee hij zich voor dit beroep juridisch kan laten bijstaan.
Hof Amsterdam (MK I, 8 maart 2012, 10/00080 en 11/00403) oordeelt dat de Hoge Raad de door de wetgever gegeven criteria en gemaakte keuzes in het arrest heeft geëerbiedigd, zodat er in casu geen grond bestaat om de aftrek wel te verlenen. Het maakt niet uit dat in het arrest nr. 41000 de advocaatkosten slechts € 5877 waren. Voorts blijkt uit het arrest dat de aftrekbeperking niet in strijd is met art. 14 EVRM en/of art. 1 Eerste Protocol. Het staat iedere belastingplichtige vrij om in een belastingprocedure gebruik te maken van beroepsmatig te verlenen rechtsbijstand. Indien het bestuursorgaan wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten, dan worden ook de kosten van deze rechtsbijstand, volgens de daarvoor geldende normen, vergoed. Het beroep van X is slechts gegrond omdat de heffingsrente voor beide jaren wordt verminderd tot rente berekend over een tijdvak van één jaar. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 15 februari