A-G IJzerman is van mening dat bepaalde verhuurde panden als zogenaamd keuzevermogen een voldoende band met de projectontwikkelingstak kunnen hebben om voor die panden een (hypothetische) keuze voor ondernemingsvermogen te rechtvaardigen.

X1 erft (certificaten van) aandelen in drie bv's, die zich bezig houden met de ontwikkeling en verhuur van vastgoed. De totale portefeuille bestaat uit ongeveer 300 objecten met 2800 verhuurbare eenheden. In geschil is of X1 terecht toepassing van de SW-bedrijfsopvolgingsregeling claimt. De inspecteur wil deze enkel toepassen voor de projectontwikkelingstak, zijnde dertien projecten. Volgens Hof Amsterdam zijn de projectontwikkeling en de verhuur niet zo nauw met elkaar verweven dat het gehele vermogen kwalificeert als één onderneming. Het beroep van X1 is alleen gegrond omdat drie extra panden tot de projectontwikkelingstak worden gerekend.

Advocaat-Generaal IJzerman is van mening dat bepaalde verhuurde panden als zogenaamd keuzevermogen een voldoende band met de projectontwikkelingstak kunnen hebben om voor die panden een (hypothetische) keuze voor ondernemingsvermogen te rechtvaardigen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat de wetgever de vermogensetiketteringsregels ook van toepassing acht op de onderhavige SW-bedrijfsopvolgingsregeling (art. 35c lid 1-c SW 1956). Het hof is daar volgens de A-G ten onrechte aan voorbijgegaan. De conclusie strekt in zoverre tot gegrondverklaring van het beroep en tot verwijzing.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.2

Successiewet 1956 35c

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 11 januari

Carrousel: Carrousel

36

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen