De regelgeving die geldt voor de vrijstelling afvalstoffenbelasting voor verwijdering van asbestdaken biedt voldoende waarborgen voor een juiste toepassing van de vrijstelling waarbij misbruik van de vrijstelling wordt voorkomen. Dat antwoordt staatssecretaris Snel van Financiën op Kamervragen van het lid Stoffer (SGP).

De regelgeving over de vrijstelling, waarbij wordt gewerkt met een verklaring van een derde aan de belastingplichtige, is consistent met verschillende andere vrijstellingen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Snel houdt vast aan deze systematiek, maar is wel bereid om in overleg te treden met de brancheorganisaties over zorgen die zij hebben geuit over de toepassing van de vrijstelling.

Op de vraag over de naheffing meldt de bewindsman het volgende: Een van de voorwaarden die aan de vrijstelling is verbonden is een verklaring van het asbestverwijderingsbedrijf. De belastingplichtige is echter de houder van de stortplaats. In gevallen waarin door het niet naleven van bepalingen door een ander dan de belastingplichtige te weinig belasting is geheven, wordt de naheffingsaanslag opgelegd aan die ander. In andere gevallen kan de naheffingsaanslag worden opgelegd aan de belastingplichtige. De vraag aan wie een eventuele naheffingsaanslag wordt opgelegd hangt af van de relevante omstandigheden van het geval. Het staat partijen vrij om onderling privaatrechtelijke afspraken te maken over de betaling van een naheffingsaanslag.

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Milieuheffingen

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 14 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen