Erflaatster is in 2003 overleden. Bij testament heeft zij belanghebbende, X, benoemd tot enig erfgenaam. X en erflaatster waren ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van een woning, die zij in 2002 hadden gekocht. In de betreffende notariële akte van levering is een bepaling opgenomen dat na overlijden van de eerststervende ten behoeve van de langstlevende de beperkte rechten van gebruik en bewoning zullen worden gevestigd. Aan deze bepaling is na het overlijden van erflaatster geen uitvoering gegeven. In de aangifte geeft X de woning aan voor een bedrag van € 64 800, namelijk 50% van de economische waarde van € 270 000 x 48% (waardedrukkend effect beperkt zakelijk recht van gebruik en bewoning). In geschil is of X terecht rekening heeft gehouden met dit waardedrukkend effect.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in navolging van Rechtbank Breda dat een (obligatoir) recht op de vestiging van een recht van gebruik en bewoning geen waardedrukkend effect op de woning heeft. De rechtbank heeft terecht overwogen dat ten tijde van het overlijden van erflaatster er geen recht van gebruik en bewoning was gevestigd. Hierdoor heeft X krachtens erfrecht de volle eigendom verkregen van de helft van de woning. Nu het beperkt zakelijk recht van gebruik en bewoning ten tijde van het overlijden niet was gevestigd, kan ook geen waardevermindering hiervoor in aanmerking worden genomen. Het nadien vestigen van het recht van gebruik en bewoning ten behoeve van X zou geen betekenis hebben. X had op het moment van overlijden een obligatoir recht, maar dit is geen gebruiksrecht. Het recht is niet gevestigd en door de erfrechtelijke making aan X wordt aan het obligatoire recht ook nimmer uitvoering gegeven. Tot een daadwerkelijke vestiging komt het niet meer. Op grond van het voorgaande is het gelijk aan de inspecteur. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 13 februari