Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat X bv de voorbelasting niet kan aftrekken omdat het juist de bedoeling is geweest van de heer A en de andere bij de transacties betrokken (rechts)personen dat geen auto's aan X bv zouden worden geleverd.

Aan belanghebbende, de fiscale eenheid X bv en Y bv (hierna X bv) is een btw-naheffngsaanslag opgelegd wegens betrokkenheid bij een grootschalige carrouselfraude. Y bv is een officiële autodealer, doch fungeert vanaf 2009 ook als "financier" van een tweedehands autohandelaar. Deze handelaar is bevriend met de directeur van Y bv, de heer A. De fraude heeft betrekking op uit Duitsland afkomstige auto's. Onder meer de voorbelasting die X bv in dat kader heeft afgetrokken, is na een FIOD-onderzoek door middel van naheffing bij haar gecorrigeerd. Volgens Rechtbank Den Haag heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat de auto's nooit aan X bv zijn geleverd. X bv slaagt niet in het van haar verlangde tegenbewijs. De enkele weerspreking van haar rol in het overtuigende FIOD-rapport is daartoe onvoldoende. X bv gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat X bv de voorbelasting niet kan aftrekken omdat het juist de bedoeling is geweest van A en de andere bij de transacties betrokken (rechts)personen dat geen auto's aan X bv zouden worden geleverd. Dit blijkt ondermeer uit de door A zelf tegenover de FIOD afgelegde verklaringen. Uitgaande van het feit dat aan X bv geen auto's zijn geleverd, is X bv voor de door haar zelf uitgereikte facturen btw verschuldigd op grond van art. 37 Wet OB 1968. Het beroep van X bv is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 5 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen