Belanghebbende, de heer Y, exploiteert tot 1 juli 2012 een sloopbedrijf. In dat kader maakte Y gebruik van een bestelauto. De auto is eigendom van een leasemaatschappij. Vanaf 19 november 2008 is Y in het kentekenregister als houder geregistreerd. De inspecteur heeft aan Y op grond van art. 13a Wet BPM 1992 een vrijstelling verleend van € 14.180. Per 1 juli 2012 zijn alle activa verkocht en overgedragen aan een andere eigenaar. De auto wordt vanaf deze datum gebruikt door deze nieuwe eigenaar die het bedrijf voortzet. De auto wordt echter pas per 26 maart 2013 op diens naam gesteld. In geschil is de aan Y opgelegde BPM-naheffingsaanslag ad € 5.175 en de boete van € 517. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de naheffing terecht is omdat Y vanaf 1 juli 2012 geen ondernemer meer was en de tenaamstelling in het kentekenregister pas op 26 maart 2013 is gewijzigd. Y voldeed vanaf 1 juli 2012 niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling. Het maakt niet uit dat de nieuwe tenaamstelling door toedoen van de leasemaatschappij is vertraagd. Gelet op de geloofwaardige verklaring van Y en de nieuwe eigenaar dat de benodigde doorschuifverklaring wel reeds op 1 juli 2012 in de administratie van Y aanwezig was, wordt de boete vernietigd. Y had in die zin namelijk wel een pleitbaar standpunt. Het beroep is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 13a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 5 maart