X maakt in september 2009 bezwaar tegen een definitieve aanslag IB/PVV 2006. In januari 2011 wijst de inspecteur het bezwaar af. Als de Belastingdienst de invordering hervat, maakt X op 26 juli 2012 opnieuw bezwaar tegen de aanslag. Vervolgens stelt hij de Belastingdienst per brief in gebreke wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar en vraagt hij in een latere brief een dwangsom van € 1260. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep van X gericht tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar gegrond. Hoewel het gaat om een tweede bezwaarschrift gericht tegen een aanslag die al formele rechtskracht heeft verkregen, ontslaat dit de inspecteur niet van zijn verplichting om uitspraak op bezwaar te doen. Nu het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, is een dwangsom echter niet aan de orde.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de brief van X van 26 juli 2012 had moeten doorsturen naar de rechtbank als beroepschrift. Het hof overweegt dat de brief enkel grieven bevat tegen de definitieve aanslag. Tegen deze aanslag heeft X al bezwaar gemaakt en op dit bezwaar is al beslist. De brief moet daarom worden gezien als beroep tegen de uitspraak op bezwaar. Dit beroep is niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. X heeft geen recht op een dwangsom nu de brief van 26 juli 2012 beschouwd moet worden als een beroepschrift en niet om een aanvraag om een dwangsom.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 4:17