A-G Wattel concludeert dat X bv niet voldoet aan de winstbestemmings-eis van art. 4 Uitv. besl. VPB. De VPB-vrijstelling is dan niet van toepassing.

Belanghebbende, X bv, is een landelijk opererende thuiszorginstelling en één van de toegelaten AWBZ-thuiszorginstellingen in Nederland. Op grond van een beleidsregel van het College Tarieven Gezondheidszorg moet X bv een Reserve Aanvaarde Kosten (RAK) aanhouden. Deze reserve is er voor het geval de gemaakte kosten in een volgend jaar meer bedragen dan de aanvaardbare kosten voor het desbetreffende jaar. Het verschil moet dan aan de RAK worden onttrokken. Voor het jaar 2006 doteert X bv het volledige exploitatieoverschot van € 54.652 aan de reserve. De inspecteur accepteert de dotatie echter niet. In geschil is of X bv is vrijgesteld van de heffing van VPB. Rechtbank Arnhem oordeelt dat X bv niet voldoet aan de voorwaarden die aan haar statuten worden gesteld voor toepassing van de VPB-vrijstelling. Hof Arnhem - Leeuwarden oordeelt dat X bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis van art. 4 Uitv.besl. VPB. Volgens het hof kan X bv op grond van haar statuten namelijk ook niet-zorgactiviteiten verrichten. Verder staat de met de niet-zorgactiviteiten behaalde winst, evenals de met andere niet AWBZ-gerelateerde activiteiten behaalde winst, op grond van de statuten, ter vrije beschikking van de ava van X bv. Aan een en ander doet volgens het hof niet af dat op grond van de statuten de met zorgactiviteiten behaalde winst wel uitsluitend mag worden aangewend voor de in art. 4 Uitv.besl. genoemde doelstellingen. X bv is geen van VPB vrijgesteld lichaam in de zin van art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat X bv niet voldoet aan de winstbestemmings-eis van art. 4 Uitv. besl. VPB. De A-G overweegt hierbij dat deze eis twee cumulatieve voorwaarden stelt: • 1. eventuele winst van het lichaam (uit welke activiteit ook) moet volgens de statuten uitsluitend kunnen worden bestemd ten bate van een algemeen maatschappelijk belang of een (ander) ex art. 5 lid 1 onderdeel c Wet VPB 1969 vrijgesteld lichaam. • 2. feitelijk moet behaalde winst ook uitsluitend aan één van die twee bestemmingen toevloeien.

Volgens de A-G is de uitleg van het hof van de statuten van X bv niet onbegrijpelijk. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van X bv ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 4

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 5 maart

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen