Aan de heer X (belanghebbende) zijn in het kader van het project Bank Zonder Naam diverse navorderingsaanslagen opgelegd met verhogingen c.q. vergrijpboetes (hierna: boetes) van 100%. Volgens de inspecteur is X houder (geweest) van een bankrekening bij Van Lanschot Bankiers (VLB) in Luxemburg. De identificatie heeft plaatsgevonden aan de hand van het BVR-systeem. Hierin komt namelijk slechts één persoon voor met de achternaam X die gehuwd is met iemand met de achternaam Y. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat het tijdsverloop tussen het moment waarop X voor het eerst is aangeschreven en de dagtekening van de navorderingsaanslagen gelet op de omstandigheden niet onredelijk lang c.q. niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De inspecteur heeft X namelijk terecht ruim in de gelegenheid gesteld om zelf met de benodigde informatie te komen. De verlengde navorderingstermijn is dus terecht toegepast. De identificatie van X is aannemelijk, temeer daar X in een telefoongesprek met de inspecteur heeft erkend houder te zijn (geweest) van zodanige rekening en in de bezwaarfase bescheiden heeft overgelegd. De boetes met betrekking tot de IB-aanslag over 1995 en de VB-aanslag vermogensbelasting over 1996 worden vernietigd wegens het verstrijken van de wettelijke navorderingstermijn. X heeft namelijk uitsluitend verklaard af te zien van een beroep op verjaring met betrekking tot de aanslagen (zie HR 29 april 2011, nr. 09/05158, V-N 2011/23.6). De beroepen van X zijn slechts in zoverre gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 25 januari