De Hoge Raad oordeelt dat als meer personen gebruik maken van dezelfde wooneenheid, slechts dan geen sprake is van een gezamenlijke huishouding als tussen de samenwoners een op zuiver commerciële gronden stoelende betrekking bestaat.

Mevrouw X heeft in 2006 twee inwonende dochters, die zijn geboren in 1989 en 1993. Op hetzelfde adres staat meer dan zes maanden ook de vriend van de oudste dochter ingeschreven. Hij gebruikt een kamer in de woonwagen van X, in afwachting van een eigen plek op het woonwagenkamp. De vriend eet geregeld mee en betaalt X daarvoor incidenteel. In geschil is of X in 2006 recht heeft op de (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting, hetgeen de inspecteur bestrijdt. Rechtbank 's-Gravenhage stelt X in het gelijk. Hof 's-Gravenhage stelt de inspecteur in het gelijk. Uit de wetsgeschiedenis blijkt namelijk dat moet worden beoordeeld of de vriend een kostganger is. Aangezien X hiertoe onvoldoende heeft aangevoerd, voert X met hem een gezamenlijke huishouding, zodat zij geen recht heeft op de (aanvullende) alleenstaande-ouderkorting. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat als meer personen gebruik maken van dezelfde wooneenheid, slechts dan geen sprake is van een gezamenlijke huishouding als tussen de samenwoners een op zuiver commerciële gronden stoelende betrekking bestaat. Daarvan kan sprake zijn als X een kostganger is of als de kosten van de huishouding op zakelijke basis worden gedeeld. Het begrip "een huishouding heeft gevoerd met geen ander dan kinderen" in de Wet IB 2001 is namelijk bewust afgestemd op het begrip "een gezamenlijke huishouding voeren" in de Wet IB 1964. Uit de wetsgeschiedenis volgt ook dat andere factoren, zoals de draagkracht of de gezinssituatie, geen rol spelen bij het oordeel of sprake is van een gezamenlijke huishouding. X stelt vergeefs dat (ook) moet worden aangesloten bij het begrip "gezamenlijke huishouding" in de zin van de Wet werk en bijstand. Met betrekkking tot de bewijslast wordt voorts overwogen dat X feiten en omstandigheden moet stellen en bij betwisting aannemelijk moet maken. Het hof heeft de bewijslast dus niet verkeerd verdeeld. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 25 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen