De Hoge Raad oordeelt dat de holding van de heer J een meerderheidsbelang in X bv heeft van 60%, zodat mag worden aangenomen dat beide bv's organisatorisch met elkaar zijn verbonden.

Belanghebbende X bv is opgericht door twee horecaondernemers, de heren J en A. Doel van de samenwerking is om hun bestaande bedrijven samen te voegen en samen een ander bedrijf over te nemen. J houdt via zijn holding 60% van de aandelen in X bv en A via zijn holding 40%. Bij het vaststellen van de VPB-aanslag over 2004 corrigeert de inspecteur vanwege de 'thincap'-regeling de renteaftrek van X bv ter zake van haar schuld aan de holding van J. Rechtbank 's-Gravenhage bevestigt de correctie. Hof 's-Gravenhage oordeelt echter dat de holding van J niet de centrale leiding had over het samenwerkingsverband. X bv is dus niet met de holding van J in een groep verbonden als bedoeld in art. 2:24b BW en X bv mag de rente wel aftrekken. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de holding van J een meerderheidsbelang in X bv heeft van 60%, zodat mag worden aangenomen dat beide bv's organisatorisch met elkaar zijn verbonden. Dit is slechts anders als X bv aannemelijk maakt dat er desondanks organisatorisch geen verbondenheid is. X bv heeft hieromtrent echter geen feiten of omstandigheden gesteld. De omstandigheid dat een minderheidsaandeelhouder de band met de rechtspersoon zal beëindigen bij een hem onwelgevallig beleid van de meerderheidsaandeelhouder, doet geen afbreuk aan de vaststelling dat de zeggenschap over die rechtspersoon berust bij de meerderheidsaandeelhouder. Bij de vraag of sprake is van een groep gaat het namelijk om de directe verbondenheid van de betreffende rechtspersonen. Het maakt ook niet uit dat er geen geconsolideerde jaarrekening is tussen X bv en de holding van J. De rentecorrectie is terecht, aangezien het incidentele cassatieberoep van X bv ongegrond is. X bv beroept zich vergeefs op de Richtlijn nr. 2003/49/EG inzake interest en royalty's. Deze richtlijn ziet namelijk uitsluitend op de fiscale situatie van de schuldeiser en niet die van de schuldenaar (HvJ EU 21 juli 2011, nr. C-397/09, punten 28 en 29, V-N 2011/38.13). X bv beroept zich ook vergeefs op art. 10a Wet VPB 1969 (zie HR 7 januari 2011, nr. 09/04375, V-N 2011/3.17). De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Belastingkamer)

Editie: 25 januari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen