De Belastingdienst legt aan X een aanslag IB/PVV 2005 op naar een hoger verzamelinkomen dan X heeft aangegeven. X dient een bezwaarschrift in en geeft in latere correspondentie aan dat hij in aanmerking komt voor de alleenstaande ouderkorting. Bij de uitspraak op bezwaar komt de Belastingdienst uit praktische overwegingen tegemoet aan het bezwaar van X en wordt het verzamelinkomen vastgesteld conform de aangifte. In beroep claimt X (opnieuw) de alleenstaande ouderkorting en maakt hij aanspraak op een dwangsom en een schadevergoeding.
Rechtbank 's-Gravenhage wijst het verzoek om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen af omdat ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift de wettelijke bepalingen inzake de dwangsom nog niet van kracht waren. Aangaande de schadevergoeding oordeelt de rechtbank dat de behandeling van het bezwaar drie jaar te lang heeft geduurd, waarvan een jaar en vier maanden het gevolg zijn van de wijze waarop de Belastingdienst het bezwaar heeft behandeld. X claimt ten onrechte de alleenstaande ouderkorting. De rechtbank verklaart het beroep uiteindelijk ongegrond, maar veroordeelt de Belastingdienst tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 per half jaar, hetgeen naar boven afgerond resulteert in een vergoeding van 3 x € 500 = € 1.500.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Algemene wet bestuursrecht 8:73
Algemene wet bestuursrecht 4:16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage
Editie: 26 november