Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gemeenten per lijk een bedrag aan grafrecht in rekening mogen brengen.

In 2008 komt de moeder van belanghebbende, X, te overlijden. De heffingsambtenaar van de gemeente legt aan de vader een aanslag grafrechten op in verband met het doen begraven van de moeder op de gemeentelijke begraafplaats. In 2015 komt de vader te overlijden en wordt hij begraven in hetzelfde (dubbel)graf. De heffingsambtenaar legt opnieuw een nota grafrechten op voor het doen begraven van de vader vermeerderd met een aanvullende heffing in verband met een verlenging van het grafrecht voor de moeder. In geschil is of de gemeente bevoegd is om opnieuw grafrechten te heffen. X meent van niet. Hij stelt zich op het standpunt dat het in 2008 in rekening gebrachte bedrag betrekking heeft op het grafrecht voor het graf, ongeacht of daar één of twee lijken in begraven worden gehouden. Derhalve kan volgens X ter gelegenheid van het begraven van vader geen grafrecht meer geheven worden nu dat immers al bij het begraven van moeder is betaald.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat gemeenten per lijk een bedrag aan grafrecht in rekening mogen brengen. Ook als er sprake is van een zogeheten dubbelgraf geldt voor ieder lijk afzonderlijk dat het daar is begraven en begraven wordt gehouden. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 229-1-b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 16 maart

56

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen