Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat het gelijk aan X bv is ter zake van vier bestelauto's met dubbele cabine. Deze auto's zijn namelijk ingericht voor het vervoer van gereedschappen, en worden ter beschikking gesteld aan ambulante werknemers die geen eigen bijdrage hoeven te betalen.

Tot het bedrijfsvermogen van X bv horen tien auto's. X bv stelt de auto ter beschikking aan haar werknemers. Enkele werknemers betalen een eigen bijdrage voor het privégebruik van de auto's. X bv brengt de op het gebruik en de aanschaf van de auto's drukkende btw volledig in aftrek. In haar btw-aangiften voor het jaar 2011 gaat X bv bij de berekening van de correctie van het privégebruik van de auto's uit van de cataloguswaarden. X bv is echter van mening dat zij slechts btw is verschuldigd over de eigen bijdragen van de werknemers. Volgens X bv verricht zij hiermee (het tegen een meer dan symbolische vergoeding ter beschikking stellen van een auto voor privégebruik) namelijk een dienst in de zin van art. 4 lid 1 Wet OB 1968 aan haar werknemers. Deze dienst kan volgens X bv niet ook nog eens een dienst zijn in de zin van art. 4 lid 2 Wet OB 1968. X bv beroept zich daarbij op het Scandic-arrest van het HvJ EU (20 januari 2005, nr. C-412/03, V-N 2005/8.22). Ook kan volgens X bv het BUA niet van toepassing zijn, omdat de werknemers een bijdrage betalen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat er geen recht op btw-aftrek bestaat voor zover de auto's voor privé worden gebruikt. De rechtbank verwijst hierbij naar art. 16 Wet OB 1968 en het BUA.

Volgens de rechtbank is het ook niet in strijd met het EU-recht dat alleen btw-aftrek wordt verleend voor zover de auto's voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. De rechtbank verwijst daarbij naar de jurisprudentie van het HvJ EU. Hieraan doet volgens de rechtbank niet af dat de werknemers een eigen bijdrage hebben betaald. Het gelijk is aan de inspecteur.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de btw-heffing niet is beperkt tot de eigen bijdrage. Het hof verwijst hierbij naar het BUA: op grond van art. 1 lid 1 onderdeel c BUA wordt naast de btw-heffing over de bijdrage de aftrek van btw uitgesloten, en op grond van art. 2 BUA wordt de aftrek niet uitgesloten tot het bedrag van de ter zake van de prestatie (de terbeschikkingstelling) verschuldigde belasting. Het hof verwijst vervolgens naar zijn uitspraak van 25 maart 2014, nrs. 13/00955 en 13/00956. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat het gelijk aan X bv is ter zake van vier bestelauto's met dubbele cabine. Deze auto's zijn namelijk ingericht voor het vervoer van gereedschappen, en worden ter beschikking gesteld aan ambulante werknemers die geen eigen bijdrage hoeven te betalen. Volgens de A-G stelt X bv terecht dat zij, voor een goede bedrijfsvoering, geen andere reële keuze had dan de bestelauto's mede voor privégebruik, bestaande uit woon- en werkverkeer, aan haar werknemers ter beschikking te stellen. Of X bv inderdaad geen andere reële keuze had, moet het hof, na verwijzing, uitzoeken volgens de A-G.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 1

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Wet op de omzetbelasting 1968 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 16 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen