Rechtbank Gelderland oordeelt dat de naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting terecht zijn opgelegd. Door het uittreden van de vennoten uit de vof zijn hun belangen in de tot de onderneming behorende onroerende zaak overgedragen.

Belanghebbende, X, drijft met A, B en C in vof-verband een detailhandel in zuivelproducten en levensmiddelen. Tot het ondernemingsvermogen behoren onroerende zaken. A treedt per 1 januari 2010 uit de vof en B per 1 januari 2015. Op 20 juli 2016 worden twee akten van verdeling opgemaakt: één akte voor de overdracht van het aandeel van A aan de voortzettende vennoten en één akte voor de overdracht van het aandeel van B aan de voortzettende vennoten. De inspecteur legt naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting op, omdat de uittredingen in 2010 en 2015 voor X hebben geleid tot verkrijgingen van economische eigendom in de zin van art. 2 lid 2 WBR.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting terecht heeft opgelegd. Door het uittreden van de vennoten verkrijgt X namelijk de economische eigendom van de tot de onderneming behorende onroerende zaak. De rechtbank overweegt daarbij dat kort na de uittreding van de vennoten uitvoering is gegeven aan het recht op levering. Dat de voortzettende vennoten op grond van de tekst van de firma-akte uitsluitend een recht op levering verkregen, is dan niet van belang. Door het uittreden hebben de vennoten hun belangen in de vof, en daarmee hun belangen in de tot de onderneming behorende onroerende zaak, overgedragen. Daarmee is ook enig risico op waardeverandering van de onroerende zaak overgegaan, alsmede het gebruiksrecht van de onroerende zaak. Het gelijk is aan de inspecteur. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 22 november

229

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen